Deze stekelige fossiel laat zien hoe vroege weekdieren eruitzagen.
Een dier dat kan worden aangezien voor een stekelig fruit, geeft wetenschappers een kijkje in hoe mollusken er ongeveer 500 miljoen jaar geleden uitzagen.
Fossielen van een oud ongewerveld dier genaamd Shishania aculeata tonen aan dat het dier een slugachtig wezen was bedekt met stekelige pantser, zo melden onderzoekers in Science van 2 augustus. De vondst versterkt het bewijs dat vroege mollusken geen schelpen hadden en bedekt waren met stekels gemaakt van chitine, een vezelachtig materiaal dat te vinden is in de schelpen van de hedendaagse krabben en andere mollusken.
De mollusken van vandaag zijn een ongelooflijk diverse groep dieren, zegt paleobioloog Xiaoya Ma van de Yunnan University in China. Met levende soorten zo verschillend als schelpdieren en octopussen, is het moeilijk om gemeenschappelijke kenmerken te vinden die aangeven hoe de vroegste voorouders van de groep eruitzagen. Maar "fossielen kunnen vaak uniek en direct bewijs leveren" voor hoe vroege mollusken eruit zagen, zegt Ma.
De fossielen, die werden opgegraven in China, dateren van ongeveer 510 miljoen jaar geleden na een vroeg Cambrium periode waarin er een snelle evolutie plaatsvond voor de voorouders van mollusken. Ma en collega's onderzochten in totaal 18 exemplaren, variërend in grootte van ongeveer 1 tot 6 centimeter lang. Elk exemplaar was "niet altijd mooi," zegt Ma. Zachte weefsels zoals die in het lichaam van S. aculeata fossiliseren niet goed. "Maar ze zijn bewaard gebleven of samengedrukt vanuit verschillende hoeken ... [dit] helpt ons om een puzzelstukje samen te voegen om het dier te reconstrueren."
De basis van S. aculeata is plat, met een enkele voet. Dit kenmerk van mollusken helpt de dieren over de grond te kruipen of in zachte sedimenten te graven. Bovendien zijn de holle chitine kegels waardoor het organisme op een durian fruit lijkt aan de buitenkant gevuld met smalle kanalen die "spectaculair en uiterst zeldzaam zijn," zegt Ma. Deze kanalen lijken op die welke worden gevonden in het exoskelet van uitgestorven en levende wormen en brachiopoden, wat wijst op een gemeenschappelijke oorsprong.